Meteen naar de inhoud

Groen Ideecafé – panelgesprek: Banden verbreken tussen universiteit en de fossiele industrie: waarom en hoe?

Op maandag 19 juni 2023 organiseerden wij het maandelijks Groen Ideecafé in Scheltema, Leiden. Het onderwerp van de avond was het verbreken van de banden tussen universiteiten en de fossiele industrie. We spraken met drie personen die nauw bij deze discussie betrokken zijn over hoe deze banden zijn ontstaan, wat de voor- en nadelen zijn van deze banden, en wat we er nu mee moeten in tijden van klimaatcrisis. Hieronder volgt een verslag van de avond.

Er zijn verscheidene banden tussen universiteiten en de fossiele industrie, zoals het financieren van onderzoek en leerstoelen, sponsoren van studieverenigingen, aanwezigheid op career events, geven van gastcolleges, etc. Universiteiten zijn weinig transparant over deze banden, daarom zijn we bezig met een coalitie van groepen om deze banden inzichtelijk te maken: www.mappingfossilties.org

Er is steeds meer discussie over deze banden, zo werd een open brief aan de Universiteit Leiden al meer dan 1000 keer ondertekend door studenten, medewerkers en alumni, waarin onder meer wordt opgeroepen fossiele banden te verbreken. 

We hebben met z’n allen afgesproken in het Parijsakkoord om mondiale klimaatopwarming te beperken tot 2°C en ons best te doen voor 1.5°C. Dat betekent dat we geen nieuwe olie- en gasprojecten moeten starten (IEA, 2021). 

Fossiele bedrijven zoals Shell hebben decennialang de klimaatwetenschap in twijfel getrokken en klimaatbeleid actief tegengewerkt door lobbyen. Ook nu vertragen ze de transitie door greenwashing – ze zeggen bezig te zijn aan de transitie maar in werkelijkheid was dat in 2021 slechts 3% van alle investeringen. De nieuwe CEO kondigde in juni 2023 publiekelijk aan dat Shell weer volledig inzet op fossiel

Daarnaast begaan fossiele multinationals mensenrechtenschendingen in landen waar minder wetgeving en controle is. Er zijn legio voorbeelden hiervan, onder andere uitvoerig gedocumenteerd door Amnesty

Steeds meer studenten en medewerkers komen in actie en willen dat hun universiteiten de banden met fossiele bedrijven verbreken. Maar waarom zijn die banden er eigenlijk, hoe zijn die ontstaan? En wat moeten we er nu mee in deze tijd? Daarover hadden we het met onze panelleden:

  • dr. Jorrit Smit (Onderzoeker Wetenschaps- en Technologiestudies aan de Universiteit Leiden en Vrije Universiteit Brussel)
  • dr. ir. Martijn Duineveld (Universitair hoofddocent Culturele Geografie Wageningen Universiteit, Scientists4Future Wageningen)
  • ir. Charlotte Braat (Junior onderzoeker TU Delft, Reclame Fossielvrij, End Fossil LU&TUD)

Samenvatting presentatie Jorrit Smit:

Na de Tweede Wereldoorlog werd er op grote schaal geïnvesteerd in de universiteiten maar vond een belangrijk deel van het wetenschappelijk onderzoek in bepaalde velden (zoals katalyse) plaats bij de grote bedrijven Philips, Akzo, Unilever, Shell en DSM. Die multinationals onderhielden onderzoeksafdelingen die qua sfeer, inrichting en werkwijze veel op universiteiten leken. In bepaalde disciplines waren de sociale lijntjes kort, zowel wat betreft uitwisseling van bedrijfsleven naar universiteit (m.n. senior onderzoekers die prof werden) en van universiteit naar bedrijfsleven (aantrekken van goede studenten als medewerker). Op sommige plaatsen investeerden bedrijven grootschalig in universitair onderwijs en onderzoek, zoals door Shell bij de Delftse afdeling technische natuurkunde.

Na de oliecrises in de jaren ‘70 komt er verandering in dit wetenschaps- en innovatiesysteem. In de nasleep van ‘68’ roepen veel studenten, burgers en wetenschappers op tot een maatschappelijk betrokken wetenschap, die zich inzet voor sociaal-economische en milieukwesties en afzet tegen de afhankelijkheid van machtige industriële spelers. Aan bijna alle universiteiten ontstaan ‘wetenschapswinkels’ waar onderwijs en onderzoek ingezet wordt voor de vragen en problemen van ‘niet-draagkrachtigen’ in de samenleving.

In dezelfde periode beginnen multinationals hun onderzoekscentra af te stoten of af te slanken, vanwege toenemende concurrentie en globalisering. Om toch bij te blijven met de laatste wetenschappelijke ontwikkelingen, zochten zij nieuwe vormen van samenwerking met universiteiten. De opkomst van de wetenschapsparken (‘science parks’) in deze periode is tekenend: er werd letterlijk ruimte gemaakt op de universitaire campussen voor meer interacties tussen bedrijfsleven en academisch onderzoek. 

Aan de universiteiten maakten overheidsbezuinigingen op onderzoek de ‘derde geldstroom’ (geld vanuit bedrijfsleven en maatschappij richting onderzoek) relatief belangrijker. In 1985 werd kennisoverdracht (of ‘valorisatie’) bovendien de derde kerntaak van universiteiten (naast het verrichten van onderzoek en het geven van onderwijs): ‘het tot nut maken van wetenschappelijke inzichten voor de maatschappij’. Hoewel dit zowel wetenschapswinkel als wetenschapspark als activiteit wettelijk mogelijk moest maken, had vooral de commerciële vorm van kennisoverdracht hier baat bij.

Vanaf de jaren ‘90 zie je vervolgens het groeiende belang van publiek-private projectsubsidies met een vereiste van co-financiering door derde, vaak private, partijen.  NWO (het bestuursorgaan dat overheidsfinanciering voor onderzoek verdeelt) heeft een eis dat een onderzoeker een bepaald deel van de financiering van een maatschappelijke organisatie krijgt om in aanmerking te komen voor onderzoeksfinanciering (sinds kort mag dit ook in natura voldaan worden als een deelnemende organisatie wel menskracht kan inzetten, maar geen kapitaal ter beschikking kan stellen). 

Deze hele vlugge schets van Nederlands wetenschaps- en innovatiebeleid – want over de aardgasbaten, innovatieplatforms, topsectoren en wetenschapsagenda hebben we het nog niet gehad – laat zien dat de huidige verstrengeling van academisch onderzoek met private partijen over vele decennia gegroeid is. Er zijn daardoor verschillende onderlinge afhankelijkheden ontstaan en gestimuleerd die voor veel onderzoekers moeilijk te verbreken zijn. Op zijn minst kunnen er structurele alternatieven geboden en gestimuleerd worden, die andersoortige samenwerkingen of onafhankelijker werk mogelijk maken, in praktische en financiële zin. Dan komen we ook uit bij een nieuwe vraag over agendasetting – hoe gaan we, en met wie, bepalen welk onderzoek er cruciaal is voor een snellere en rechtvaardigere duurzame transitie? 

Volledige tekst lezing Martijn Duineveld: 

Citaat: 

Wat veel onderzoekers aan de universiteiten niet altijd even goed beseffen, is dat zij medeplichtig zijn aan de klimaatobstructie. Door samen te werken met en door geld te ontvangen van de fossiele industrie, verlenen onderzoekers die industrie een groen en serieus imago. En dragen we bij aan vertraging van de noodzakelijke en radicale of systemische veranderingen die nodig zijn voor een rechtvaardige samenleving. We bestendigen daarmee een samenleving, een manier van leven en organiseren die ten koste gaat van vele andere mensen, dieren en ecosystemen en uiteindelijk ook van onszelf.

Door samen te werken met fossiel maken we onszelf blind voor de vele andere alternatieve toekomstmogelijkheden die mogelijk zijn, die het verkennen waard zijn maar wat aan het zicht wordt onttrokken omdat het geld van de fossiele industrie vooral de belangen van de industrie zelf dient.

Door samen te werken met fossiel legitimeren we een wereld waarin een klein deel van de mensheid een groot stuk van de taart naar binnen schrokt en vervolgens kilo’s Rennies moet slikken tegen de zure oprispingen en zij al kauwend de ogen sluit om de ellende ver weg en die van toekomstige generaties niet te zien.“ 

Samenvatting presentatie Charlotte Braat:

Reclame Fossielvrij strijdt voor een verbod op fossiele reclame; reclame door de fossiele industrie, voor vervuilende reizen en voor vervuilend vervoer. Net als dat reclame voor tabak verboden is – de fossiele industrie zorgt alleen al door luchtvervuiling voor meer doden dan tabak (dus doden door klimaatverandering zijn hier nog niet eens meegeteld). 

Reclame Fossielvrij begon met de strijd tegen een kindermarketingfestival: Generation Discover. Daar vertelde Shell aan kinderen dat fossiele brandstoffen zoals gas nog lang nodig zouden zijn. De campagne tegen het festival was succesvol: Gemeente Den Haag, en daarna Amsterdam en Rotterdam, distantieerde zich van het festival omdat het greenwashing is. 

Fossiele reclame en sponsoring hebben verschillende uitwerkingen:

  • Imago oppoetsen (greenwashing): door te herhalen hoeveel Shell bezig zou zijn met de transitie, geloven mensen dat ze goed bezig zijn en dat het met de transitie wel goed zal komen – Reclame Code Commissie heeft Shell en andere fossiele bedrijven al meermaals op de vingers getikt. Maar dit kan alleen achteraf – bedrijven kunnen steeds weer nieuwe greenwashing campagnes beginnen. 
  • Fossiel gedrag normaal houden – als we steeds in onze omgeving reclame zien voor goedkope en verre vliegreizen dan blijven we dat normaal vinden en worden we aangezet om dit fossiele gedrag te vertonen 
  • Lobby versterken – voorbeeld van RWE: RWE verkoopt geen producten in Nederland rechtstreeks aan consumenten, maar deed wel een grote advertentiecampagne in 2020. Dit kwam omdat er in Nederland een wetsvoorstel lag om kolenproductie al eerder dan 2025 te beperken. In Nederland heeft RWE twee kolencentrales. Door hun advertenties probeerde RWE politieke goodwill te creëren. De campagne was bewust en precies getimed. 

Door zich te associëren met cultuur, sport, universiteiten proberen fossiele bedrijven hun imago op te poetsen en krijgen ze een ‘social license to operate’: de voortdurende acceptatie van de standaard bedrijfspraktijken en operationele procedures van een bedrijf of bedrijfstak door de werknemers, belanghebbenden en het algemene publiek. 

Aantal interessante inzichten uit het panelgesprek:

  • Fossiele bedrijven financieren onderzoek naar onderwerpen die passen bij hun businessmodel, dus bijvoorbeeld waterstof en koolstofafvang- en opslag. 
  • Door de richting van onderzoek te beïnvloeden, koloniseren fossiele bedrijven de toekomst. Er zijn allerlei toekomsten mogelijk, maar door onderzoek in bepaalde richting te sturen – namelijk die van ‘technofix’, worden andere toekomsten minder waarschijnlijk. Bijvoorbeeld die van ‘degrowth’ (ontgroei) waarin we minder werken, minder consumeren, maar meer tijd hebben voor leuke dingen en omringd zijn door meer groen. Het is moeilijker om voor onderzoek naar zulke toekomsten financiering te vinden. 
  • Fossiele bedrijven zoals Shell zijn overal aanwezig en verweven in onze instituties en zijn zelfs voor sommige mensen, onderzoekers, belangrijk voor hun identiteit. Hier verlenen fossiele bedrijven legitimiteit aan. 
  • Fossiele banden zijn niet het probleem van individuele onderzoekers. Het is een structureel issue, en er is dus ook een structurele oplossing nodig. 
  • Het bepalen met welke partijen de universiteit wel of niet samenwerkt en onder welke condities moet democratisch gedaan worden samen met studenten en medewerkers. 

Pubquiz

Aan het eind van de avond volgde, zoals gebruikelijk bij het Groen Ideecafé, een pubquiz. Deze keer was het thema ‘greenwashing’: kun jij raden van wie de quote was? Voel je vrij om ‘m te kopiëren en met je eigen vrienden, familie of collega’s te spelen. 🙂

Bedankt voor je interesse! Voor vragen of opmerkingen over het programma, neem contact op met Linda en Aaron via info@solid-sustainability.org

Voor vragen over het Groen Ideecafe, of als je interesse hebt om deel te worden van het programmateam, kun je contact opnemen met groenideecafe@gmail.com.